Enige tijd geleden schreef ik een blog over het toepasselijk recht op een internationale overeenkomst gesloten met een partij uit een EU-land. Daarin heb ik beloofd om in de toekomst ook een blog te schrijven over het toepasselijk recht op een internationale overeenkomst met een partij uit een niet-EU land. Daarom nu: welk recht is van toepassing op een internationale overeenkomst gesloten met een partij uit een niet-EU land.

Rome I-Verordening regelt het toepasselijk recht op overeenkomsten

Mijn eerdere blog begon ik met een alinea over de Rome I-Verordening. Dit is de Europese verordening die het toepasselijk recht regelt bij internationale overeenkomsten die zijn gesloten tussen partijen die in de EU zijn gevestigd.

Maar ook wanneer ondernemingen niet in de EU zijn gevestigd, kan de Rome I-Verordening van toepassing zijn. De verordening heeft namelijk op grond van artikel 2 een “universeel formeel toepassingsgebied”. Dat betekent dat een bevoegde rechter (of een rechter bevoegd is, is een andere vraag van internationaal privaatrecht) van een EU-land altijd de Rome I-Verordening toegepast. Althans als de verbintenis een overeenkomst is waarin uit het recht van verschillende landen moet worden gekozen (materiële toepassingsgebied van de verordening).

Kortom, indien de Nederlandse rechter – of een andere EU-rechter – het toepasselijk recht op een internationale overeenkomst moet vaststellen, dan gebeurt dit op grond van de Rome I-Verordening. Ongeacht waar de overeenkomst is gesloten of waar partijen zijn gevestigd.

Korte herhaling van de eerdere blog over toepasselijk recht binnen de EU

In mijn eerdere blog heb ik belangrijkste regels uit de Rome I-Verordening al besproken. Deze regels zijn dus ook van toepassing op een internationale overeenkomst met een niet-EU land. Althans als de Nederlandse rechter (of een ander EU-rechter) bevoegd is. Hieronder zal ik e.e.a. kort samenvatten.

Toepasselijk recht door rechtskeuze

De hoofdregel van de Rome I-Verordening is dat partijen een rechtskeuze kunnen maken (artikel 3). Partijen kunnen dus zelf het toepasselijk recht overeenkomen.

Toepasselijk recht

Toepasselijk recht door kenmerkende prestatie

Indien geen rechtskeuze is gemaakt, dan is het toepasselijk recht afhankelijk van de soort overeenkomst en de kenmerkende prestatie (artikel 4).

Totstandkoming overeenkomst

Als dient te worden beoordeeld of een overeenkomst (bijvoorbeeld algemene voorwaarden) is overeengekomen, dan dient dat te worden beoordeeld aan de hand van het recht dat van toepassing zou zijn, indien de overeenkomst zou zijn gesloten (artikel 10).

Weens Koopverdrag

Wat ik in mijn eerdere blog niet heb behandeld, is de mogelijke toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag (WKV). Anders dan de Rome I-Verordening bepaalt het Weens Koopverdrag niet welk recht van toepassing is, maar bevat het juist materieel (koop)recht. Er zijn veel staten die bij het WKV aangesloten, waaronder ook Nederland.

Het WKV is van toepassing als sprake is van een:

  1. Internationale overeenkomst betreffende de koop van roerende zaken (bepaalde kopen zijn uitgesloten, bijvoorbeeld de consumentenkoop); en
    1. De partijen zijn gevestigd in staten die zijn aangesloten bij het verdrag; of
    2. Regels van IPR (waaronder in de EU de Rome I-Verordening) het recht van een staat – die partij is bij het WKV – als toepasselijk aanwijst.

De Rome I-Verordening kan dus bepalen dat het kooprecht uit het Weens Koopverdrag van toepassing is. Indien de Rome I-Verordening bepaalt dat Nederlands recht op een overeenkomst van toepassing is – en het een overeenkomst betreft die valt onder de reikwijdte van het WKV – dan is dus het WKV op de overeenkomst van toepassing. Eventueel aangevuld met regels uit het Nederlands recht, namelijk indien een bepaald onderdeel niet wordt bestreken door het WKV.

Het kooprecht uit het WKV kan in een overeenkomst (gedeeltelijk) worden uitgesloten. In de praktijk gebeurt dit in veel overeenkomsten. Vermoedelijk vanwege de onbekendheid met de inhoud van dit verdrag.

Rechtskeuze en Weens Koopverdrag

Een interessante vraag is of een gemaakte rechtskeuze voor een recht van een staat die is aangesloten bij WKV – bijvoorbeeld Nederland – betekent dat het WKV van toepassing is omdat dit verdrag onderdeel is van het betreffende rechtsstelsel. Of juist dat het WKV niet van toepassing is, omdat de rechtskeuze is gemaakt voor het “interne recht” van Nederland – en dus sprake is van een stilzwijgende uitsluiting.

Dit is een lastige vraag, omdat dit op allebei de bovenstaande manieren kan worden uitgelegd. Deze vraag dient dan ook per geval te worden beantwoord, en is een kwestie van uitleg van de overeenkomst.

Om deze onduidelijkheid te voorkomen, adviseer ik om het WKV uitdrukkelijk uit te sluiten of juist uitdrukkelijk van toepassing te verklaren.

Tot slot: hoe wordt het toepasselijk recht bepaald?

Kortom, in zaken waarin de Nederlandse rechter bevoegd is, past hij dus altijd de Rome I-Verordening toe om het toepasselijk recht te bepalen. Ook wanneer partijen niet gevestigd zijn in een EU-land.

Op de overeenkomst kan mogelijk het recht van het WKV van toepassing zijn. Houd daarmee dus rekening bij het maken van een eventuele rechtskeuze!

Naar blog overzicht